Robotisering leidt tot een verandering van taken van magazijnmedewerkers. Daarmee verandert ook de arbeidsbelasting. Het werk kan lichter worden, maar in sommige opzichten ook zwaarder, zowel lichamelijk als cognitief. TKI Dinalog onderzocht de gevolgen van robotisering voor magazijnpersoneel. Het nam specifieke robotvormen onder de loep, van goods-to-person systemen tot collaboratieve robots (cobots).
Hoe houd je rekening met menselijk kapitaal als je gaat robotiseren? Voor het project ‘Mens en Robot in het Magazijn‘ sprak TKI Dinalog met meerdere bedrijven, managers en medewerkers over hun ervaringen tijdens het robotiseringsproces. Een greep uit de observaties:
Goods-to-person systemen
Bedrijven zetten goods-to-person systemen vooral in om de productiviteit te verhogen. Ook de krapte op de arbeidsmarkt en het verminderen van zwaar werk werden als argumenten genoemd. Daarnaast zouden bepaalde systemen (zoals de Autostore) efficiënter gebruik maken van de kubieke meters in een magazijn. TKI Dinalog onderzocht bij verschillende organisaties welke gevolgen dit systeem had voor orderverzamelaars. Conclusie: goods-to-person systemen bieden zowel kansen als bedreigingen.
Bij bedrijven die de onderzoekers spraken, zoals Boston Scientific en Bausch Health, kwamen de goods-to-person systemen naast de bestaande orderpicksystemen. Daardoor ontstonden meer mogelijkheden voor taakroulatie. Werknemers konden op verschillende logistieke taken ingezet worden. Een uitbreiding van het aantal mogelijke taken bood hen kansen om te leren.
Veel bedrijven noemden het werk voor orderpickers ‘ergonomischer’ dankzij goods-to-person systemen. Omdat medewerkers minder hoeven te lopen, worden ze minder moe. Daar plaatst TKI Dinalog kanttekeningen bij. Bij goods-to-person systemen is de pickfrequentie namelijk hoger dan bij traditionele orderpickprocessen. Bij zwaardere producten kan de belasting daardoor hoger worden. Lopen kan namelijk vermoeiend zijn, maar is zelden ongezond. “De vervanging door plaatsgebonden orderpick werkstations is vrijwel altijd ongezonder, zeker bij minder ergonomische werkstations”, concludeert TKI Dinalog.
Ook op sociaal gebied zijn er gevolgen. De werkstations staan over het algemeen op enige afstand van elkaar. Daardoor kunnen zij sociale contacten tijdens het werken bemoeilijken, en dat terwijl het sociale aspect van werk een belangrijke invloed op werktevredenheid heeft. “Gezien het belang van het creëren van een aantrekkelijke werkomgeving, verdienen deze aspecten daarom aandacht in ontwerpprocessen.”
Lees ook: ‘Houd rekening met de mens bij robotisering’
De cobot als collega
Cobots zouden nog in de experimentele fase verkeren. Bedrijven die TKI Dinalog sprak gaven aan dat het niet uit noodzaak was maar meer uit nieuwsgierigheid dat zij ervaring met cobots wilden opdoen. De ontbrekende flexibiliteit van cobots bleek een sta-in-de-weg. Groente- en fruitbedrijf The Greenery wilde een cobot op ‘oproepbasis’ inzetten om bestellingen in te pakken tijdens drukke periodes. Deze bleek om technische reden niet eenvoudig in te zetten. Bij Chain Logistics was het doel de cobot op value-adding taken in te zetten, in dit geval lijm- en perstaken. De robot bleek slechts deels deze taken te kunnen overnemen vanwege afwijkende maten van producten. Daardoor werd de terugverdientijd te lang. Bij een bedrijf in de voedingsindustrie vertoonden de palletiseerrobots ten tijde van het onderzoek nog te veel storingen voor een rendabele inzet. De oorzaak bleek later onvoldoende getraind personeel.
De cobot leidt door het wegnemen van repeterende taken niet automatisch naar beter werk voor de werknemer, concludeert TKI Dinalog. Waar taken worden overgenomen, krijgt de werknemer er nieuwe taken bij. Deze taakverschuiving is niet verbonden aan de cobot, maar wordt bepaald door de keuzes van leidinggevenden. Zij bepalen dus in hoge mate de effecten van cobots op werknemers.
Introductie en training
Werknemers staan vaak niet te trappelen om een robot als collega te verwelkomen. Vragen als ‘Wat gebeurt er straks met mijn baan?’ lijken de overhand te hebben. Enkele bedrijven ontwikkelden daarom een training die medewerkers voorbereidt op de komst van robots. Metaalbewerker Metafors bood een training aan van de Robot Academie. Het bedrijf merkte dat de terughoudendheid en bij sommigen ook angst voor de robot gaandeweg plaatsmaakten voor enthousiasme over de robot. Bovendien vonden medewerkers het fijn gehoord te worden over hun zorgen.
Een training blijkt niet altijd nodig. Enkele bedrijven losten de zorgen van medewerkers creatief op. Nedschroef vroeg medewerkers een lijst te maken van vervelende repeterende taken. Zij zouden namelijk een uitzendkracht aannemen die zogezegd dol was op deze taken. Pas later werd verteld dat het om een cobot ging. Deze aanloop had het wantrouwen al goeddeels weggenomen.